Inleiding.
Eerst gaan we eens zien hoe een baan eruit ziet. We gaan kijken wat de afmetingen zijn. We gaan zien van wat een baan zoal gemaakt wordt. Het is misschien eens verstandig om met uw bowlinginstructeur eens langs de banen en machinerie af te lopen en een beetje uitleg te laten geven hoe dit eigenlijk allemaal werkt.

De afmetingen van de baan.
Natuurlijk zijn alle bowlingbanen even lang en even breed. Dit is vastgelegd in duimse maten. Vandaar dat een de breedte juist 41 inch is ( dit is 104 cm ), dit is belegd met 39 latten die in de lengte richting zijn gelegd. De totale lengte van de baan is ongeveer 78 voet en 3/16 inch ( dit is 23,78 meter ). Zie figuur baan.
De baan is bedekt met een aantal pijlen en locator dots ( bolletjes ). Deze bolletjes en pijlen dienen om de bowler een mikpunt te geven om op te gooien. Aan de hand van deze hulpmiddelen kan men zich aanpassen aan de condities van de baan. Er is ook een lijn op de baan getekend deze wordt de foutlijn genoemd. Deze foutlijn ligt op 60 voet ( 18,29 meters ) van de voorste kegel. Voor deze lijn is de zone waar men moet aanlopen met de bal. Deze zone wordt de approach genoemd. Achter de foutlijn mag de bowler niet komen. Als men dit doet is de worp ongeldig. Achter de foutlijn komt alleen maar de bal.
De pijlen die men ziet op de baan zijn 15 voet ( 4,57 meter ) van de foutlijn verwijderd. Deze pijlen dienen als mikpunt voor de bowler. We zien 7 pijlen deze liggen op de 5e, 10e, 15e, 20e, 25e, 30e, 35e lat. Op de baan zien we ook een aantal  locator dots ( bolletjes ) deze liggen op 3, 5, 8, 11 en 14 latten van elke rand. Zie figuur pijlen.
De bolletjes die op de approach staan zijn 12 voet ( 3,66 Meter ) en 15 voet ( 4,57 meter ) verwijderd van de foutlijn. Aan deze kan men steeds zien waar men staat om te starten. Dit om de bowler altijd op dezelfde positie te kunnen laten starten. Deze locators ( ook wel eens markers genaamd ) liggen net als de pijlen om de 5e lat, dit betekent dus op de 5e, 10e, 15e, 20e, 25e, 30e en 35e lat.